Page 38 - SCA_jaarverslag_2011

Basic HTML Version

Stichting Pensioenfonds SCA Jaarverslag 2011
37
15.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Het pensioenfonds heeft bij de samenstelling van dit
jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
toegepast. Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens
de directe methode.
Waardering
Algemeen
Activa en passiva worden gewaardeerd tegen de
kostprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag
wordt vermeld.
Buitenlandse valuta
Activa en passiva in buitenlandse valuta worden
omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen.
Transacties in vreemde valuta’s gedurende de
verslagperiode worden in de jaarrekening verwerkt tegen
de koers van afwikkeling. De uit de omrekening per
balansdatum voortvloeiende koersverschillen worden,
rekening houdend met eventuele dekkingstransacties,
opgenomen in de staat van baten en lasten.
Participaties in beleggingsinstellingen
De ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen zijn
gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de
beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden
gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke
waarde, gebaseerd op de marktwaarde van de
onderliggende beleggingsparticipaties.
Zakelijke waarden
De zakelijke waarden zijn gewaardeerd tegen de
beurswaarde ultimo boekjaar.
Vastrentende waarden
Alle vastrentende beleggingen, obligaties en leningen
op schuldbekentenis, worden gewaardeerd tegen reële
waarde. Voor de obligaties is dat de beurswaarde ultimo
boekjaar en voor de leningen op schuldbekentenis is dat
de berekende reële waarde. Bij deze berekening worden
alle toekomstige geldstromen contant gemaakt tegen de
geldende marktpercentages.
Derivaten en overige beleggingen
De derivaten en overige beleggingen, waaronder
begrepen valutatermijntransacties, swaps en
geldmarktinstrumenten zijn gewaardeerd tegen de reële
waarde ultimo boekjaar.
Swaps worden gewaardeerd op basis van in de markt
waarneembare informatie. Valutatermijntransacties en
geldmarktinstrumenten worden gewaardeerd op basis van
de intrinsieke waarde van de onderliggende producten.
Beleggingen voor risico deelnemers
De ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen zijn
gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de
beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden
gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de
intrinsieke waarde.
Deposito’s
Deposito’s zijn gewaardeerd tegen de marktwaarde.
Depot overgangsregeling
Dit betreft de opgebouwde reserve ten behoeve van de
aanvullende regeling op het Flexibel Prepensioen. Deze
regeling is van toepassing voor de werknemers die op 31
maart 1999 (Ring H), respectievelijk 30 juni 1999 (Ring
P) in dienst waren en beoogt een aanvullende uitkering
tot een percentage van het jaarsalaris van de deelnemers
conform de in de regeling opgenomen tabel. Recht op
deze uitkering ontstaat alleen indien en voor zover de
opgebouwde reserve toereikend is. De reserve wordt
gevormd door de bijdragen plus het werkelijk
gerealiseerde rendement onder aftrek van de uitvoerings-
en administratiekosten. In geval van gebruikmaking van
de regeling door een betrokken werknemer wordt deze
reserve aangesproken. De reserve wordt gedoteerd dan
wel onttrokken uit het resultaat ultimo boekjaar. Daarbij
wordt de toebedeling uit dit resultaat berekend uit het
ingelegde werkgeversdeel voor prepensioenpremie minus
het benodigde deel voor inkoop ingegane prepensioenen
(voor zover dit niet uit het spaardeel van de deelnemers
zelf gefinancierd kan worden) plus het rendement op de
uitgezette beleggingen voor deze regeling.
Vereist eigen vermogen
Om aan negatieve ontwikkelingen op de financiële -
markten het hoofd te kunnen bieden, wordt gestreefd naar
een niveau van het eigen vermogen op basis van de
volgende formule, waarbij het uitgangspunt is dat het
pensioenfonds over een eigen vermogen ter grootte van
het vereist eigen vermogen beschikt:
(S1
2
+ S2
2
+ (S1*S2) + S3
2
+ S4
2
+ S5
2
+ S6
2
)
De verschillende risicofactoren worden als volgt
berekend:
S1: Renterisico
Het effect van de meest ongunstige wijziging van de
rente(termijnstructuur) volgens de wettelijk
voorgeschreven stijgings- en dalingsfactoren.
S2: Aandelen- en vastgoedrisico
De waarde van S2 is opgebouwd uit het effect van een
daling van de waarde van de beleggingen in
beursgenoteerde aandelen ontwikkelde markten en
indirect vastgoed met 25%, in aandelen opkomende
markten met 35%, in niet-beursgenoteerde aandelen met
30% en in direct vastgoed met 15%. De correlaties tussen
de risicocategorieën die onderdeel uitmaken van het
aandelen- en vastgoedrisico bedragen 0,75. Hiermee
wordt aangegeven, dat de risico’s niet onafhankelijk van
elkaar optreden, maar een sterke positieve samenhang
met elkaar vertonen.
S3: Valutarisico
Het effect van een daling van alle valutakoersen ten
opzichte van de euro met 20%.
S4: Grondstoffenrisico
Het effect van een daling van de waarde van de -
beleggingen in grondstoffen (commodities) met 30%.
S5: Kredietrisico
Het effect van een daling van de gewogen gemiddelde
rentemarge (credit spread) met 40%.