Jaarverslag 2017, Stichting Pensioenfonds Essity

Stichting Pensioenfonds Essity Jaarverslag 2017 35 16.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Het pensioenfonds heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving toegepast. Het kasstroomover- zicht is opgesteld volgens de directe methode. Het fonds is ingeschre- ven in het Handelsregister van de KvK onder nummer 51702266. Waardering Algemeen Activa en passiva worden gewaardeerd tegen de kostprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Het fonds toetst periodiek de grondslagen van de (actuariële) waardering. Schattingswijziging 2016 nieuwe Prognosetafel: In september 2016 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe Prognosetafel AG2016 gepubliceerd. Het fonds heeft besloten deze tafel per eind 2016 toe te passen. Dit leidde tot een stijging van de verplichtingen van euro 1,3 miljoen per ultimo 2016. Schattingswijziging 2017 nieuwe ervaringssterfte: In 2017 heeft het fonds een onderzoek laten uitvoeren naar de toegepaste fondsspecifieke ervaringssterfte. Als uitkomst van dit onderzoek is een nieuwe ervaringssterfte voorgesteld. Het fonds heeft besloten deze voorgestelde ervaringssterfte over te nemen en vanaf eind 2017 toe te passen. Dit leidde tot een daling van de verplichtingen van euro 3,2 miljoen per ultimo 2017. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta worden omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Transacties in vreemde valuta’s gedurende de verslagperiode worden in de jaarrekening verwerkt tegen de koers van afwikkeling. De uit de omrekening per balansdatum voortvloeiende koersverschillen worden, rekening houdend met eventuele dekkingstransacties, opgenomen in de staat van baten en lasten. Participaties in beleggingsinstellingen De ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde, gebaseerd op de marktwaarde van de onderliggende beleggingsparticipaties. Zakelijke waarden De zakelijke waarden zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo boekjaar. Vastrentende waarden Alle vastrentende beleggingen, obligaties en leningen op schuldbekentenis, worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor de obligaties is dat de beurswaarde ultimo boekjaar en voor de leningen op schuldbekentenis is dat de berekende reële waarde. Bij deze berekening worden alle toekomstige geldstromen contant gemaakt tegen de geldende marktpercentages. Derivaten en overige beleggingen De derivaten en overige beleggingen, waaronder begrepen valutatermijntransacties, swaps en geldmarktinstrumenten zijn gewaardeerd tegen de reële waarde ultimo boekjaar. Swaps worden gewaardeerd op basis van in de markt waarneembare informatie. Valutatermijntransacties en geldmarktinstrumenten worden gewaardeerd op basis van de intrinsieke waarde van de onderliggende producten. Beleggingen voor risico deelnemers De ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deposito’s Deposito’s zijn gewaardeerd tegen de marktwaarde. Premiedepot Vanaf 1 januari 2015 wordt het verschil tussen de feitelijke premie en de kostendekkende premie (op basis van de 10 jaars gedempte rente) toegevoegd aan de ‘bestemde reserve premiedepot’. Aan dit depot wordt een rendement toegevoegd vanaf 1 januari 2015. Inclusief het rendement wordt het depot gevuld tot maximaal euro 4 miljoen. Positieve premiemarge valt daarna toe aan de algemene reserves van het fonds. Bij negatieve premiemarge wordt aan het depot onttrokken tot 0. Het Premiedepot wordt niet meegerekend in de dekkingsgraad van het fonds. Gedurende 2017 is het maximum saldo van euro 4 miljoen bereikt, waarna dotatie van de premiemarge gestaakt is. Het premiedepot beweegt nu alleen nog mee met rendementsbijschrijvingen c.q. rendementsonttrekkingen. In 2018 en 2019 wordt additioneel aan het premiedepot gedoteerd de premievrijval die ontstaat door overgang van pensioenrichtleeftijd 67 jaar naar 68 jaar (0,8% van de salarissom), mits daartoe voldoende positieve premiemarge aanwezig is. Vereist eigen vermogen Om aan negatieve ontwikkelingen op de financiële markten het hoofd te kunnen bieden, wordt gestreefd naar een niveau van het eigen vermogen op basis van de volgende formule, waarbij het uitgangspunt is dat het pensioenfonds over een eigen vermogen ter grootte van het vereist eigen vermogen beschikt: VEV =  (S1 2 + S2 2 + (S1*S2) + S3 2 + S4 2 + S5 2 + S6 2 + S8 2 + S10 2 ) De verschillende risicofactoren worden als volgt berekend: S1: Renterisico Het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente(termijnstructuur) volgens de wettelijk voorgeschreven stijgings- en dalingsfactoren. S2: Aandelen- en vastgoedrisico De waarde van S2 is opgebouwd uit het effect van een daling van de waarde van de beleggingen in beursgenoteerde aandelen ontwikkelde markten en indirect (actief) vastgoed met 30%, in aandelen opkomende markten met 40% in niet-beursgenoteerde aandelen met 40% en in direct vastgoed met 15%. De correlaties tussen de risicocategorieën die onderdeel uitmaken van het aandelen- en vastgoedrisico bedragen 0,75%. Hiermee wordt aangegeven, dat de risico’s niet onafhankelijk van elkaar optreden, maar een sterke positieve samenhang met elkaar vertonen. S3: Valutarisico Het effect van een daling van valuta in de ontwikkelde markten met 20% buffer en valuta in opkomende markten met 35% buffer. S4: Grondstoffenrisico Het effect van een daling van de waarde van de beleggingen in grondstoffen (commodities) met 35%. S5: Kredietrisico Het effect van een daling van de gewogen gemiddelde rentemarge (credit spread) met 40%. Er is tevens een correlatie van 50% tussen zakelijkewaardenrisico en kredietrisico. S6: Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnische risico wordt bepaald door het procesrisico, de onzekerheid in de sterftetrend (TSO) en de negatieve stochastische afwijkingen (NSA) volgens de volgende formule: S6 = procesrisico +  (TSO 2 + NSA 2 ) S8: Concentratie risico Het risico van te weinig spreiding van activa en passiva. De berekening sluit aan bij de Solvency II-richtlijnen voor verzekeraars, echter vanaf 2016 hoeft deze niet meer meegerekend te worden (nul). S10: Actief beheer risico Actief beheer risico ontstaat indien vermogensbeheerders actief beheer voeren op (delen van) de beleggingsportefeuille. Deze wordt berekend indien de tracking error meer dan 1% bedraagt. Indien sprake is van leverage (bij vastgoed) wordt de buffer verhoogd.

RkJQdWJsaXNoZXIy NTEyODk=