Stichting Pensioenfonds SCA Jaarverslag 2016
37
16.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Algemeen
Het pensioenfonds heeft bij de samenstelling van dit jaarverslag de
Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving toegepast. Het kasstroomover-
zicht is opgesteld volgens de directe methode. Het fonds is ingeschre-
ven in het Handelsregister van de KvK onder nummer 51702266.
Waardering
Algemeen
Activa en passiva worden gewaardeerd tegen de kostprijs, tenzij hierna
een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld.
Toelichting stelselwijziging voor grondslagen
Stelselwijziging 2015 ‘Bestemmingsreserve overgangsregeling (VPL)’:
Door een wijziging in de richtlijnen (RJ 610.270) worden de nog niet
gebruikte geldmiddelen voor de overgangsregeling met ingang van 1
januari 2015 volledig als overige voorziening gepresenteerd en niet
langer als een gedeeltelijke bestemmingsreserve. Vanaf deze datum
worden de ontvangen bedragen voor de overgangsregeling opgenomen
onder de post Overige voorzieningen VPL. Tot en met 2014 werd deze
geboekt in een aparte bestemmingsreserve in de reserves. De ontvangen
VPL-gelden worden nu eveneens op een andere manier als opbrengst
verantwoord. De ontvangen bedragen leiden pas tot een
(premie)opbrengst bij het toekennen van de rechten.
Schattingswijziging 2015 aanpassing FTK:
Vanaf 1 januari 2015 geldt een nieuwe FTK (nFTK). De belangrijkste
aanpassingen betroffen aanpassing van de UFR (geen 3-
maandsmiddeling meer) per 1 januari 2015 wat resulteerde in een
stijging van de verplichtingen met euro 17,6 miljoen. Per 15 juli 2015 is
tevens de UFR zelf aangepast (stijging van de verplichtingen met euro
11,0 miljoen per ultimo 2015). Tevens aanscherping van berekening
van het vereist eigen vermogen, introductie van een
beleidsdekkingsgraad en een maanddekkingsgraad.
Schattingswijziging 2016 nieuwe Prognosetafel:
In september 2016 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe
Prognosetafel AG2016 gepubliceerd. Het fonds heeft besloten deze
tafel per eind 2016 toe te passen. Dit leidde tot een stijging van de
verplichtingen van euro 1,3 miljoen per ultimo 2016.
Buitenlandse valuta
Activa en passiva in buitenlandse valuta worden omgerekend tegen de
ultimo jaar geldende koersen.
Transacties in vreemde valuta’s gedurende de verslagperiode worden in
de jaarrekening verwerkt tegen de koers van afwikkeling. De uit de
omrekening per balansdatum voortvloeiende koersverschillen worden,
rekening houdend met eventuele dekkingstransacties, opgenomen in de
staat van baten en lasten.
Participaties in beleggingsinstellingen
De ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
de reële waarde, zijnde de beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde
fondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de
intrinsieke waarde, gebaseerd op de marktwaarde van de onderliggende
beleggingsparticipaties.
Zakelijke waarden
De zakelijke waarden zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde ultimo
boekjaar.
Vastrentende waarden
Alle vastrentende beleggingen, obligaties en leningen
op schuldbekentenis, worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor de
obligaties is dat de beurswaarde ultimo boekjaar en voor de leningen op
schuldbekentenis is dat de berekende reële waarde. Bij deze berekening
worden alle toekomstige geldstromen contant gemaakt tegen de
geldende marktpercentages.
Derivaten en overige beleggingen
De derivaten en overige beleggingen, waaronder begrepen
valutatermijntransacties, swaps en geldmarktinstrumenten zijn
gewaardeerd tegen de reële waarde ultimo boekjaar.
Swaps worden gewaardeerd op basis van in de markt waarneembare
informatie. Valutatermijntransacties en geldmarktinstrumenten worden
gewaardeerd op basis van de intrinsieke waarde van de onderliggende
producten.
Beleggingen voor risico deelnemers
De ter beurze genoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
de actuele waarde, zijnde de beurswaarde. Niet ter beurze genoteerde
fondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de
intrinsieke waarde.
Deposito’s
Deposito’s zijn gewaardeerd tegen de marktwaarde.
Premiedepot
Vanaf 1 januari 2015 wordt het verschil tussen de feitelijke premie en
de kostendekkende premie (op basis van de 10 jaars gedempte rente)
toegevoegd aan de ‘bestemde reserve premiedepot’. Aan dit depot
wordt een rendement toegevoegd vanaf 1 januari 2015. Inclusief het
rendement wordt het depot gevuld tot maximaal euro 4 miljoen.
Positieve premiemarge valt daarna toe aan de algemene reserves van het
fonds. Bij negatieve premiemarge wordt aan het depot onttrokken tot 0.
Het Premiedepot wordt niet meegerekend in de dekkingsgraad van het
fonds.
Vereist eigen vermogen
Om aan negatieve ontwikkelingen op de financiële markten het hoofd te
kunnen bieden, wordt gestreefd naar een niveau van het eigen
vermogen op basis van de volgende formule, waarbij het uitgangspunt
is dat het pensioenfonds over een eigen vermogen ter grootte van het
vereist eigen vermogen beschikt:
VEV =
(S1
2
+ S2
2
+ (S1*S2) + S3
2
+ S4
2
+ S5
2
+ S6
2
+ S8
2
+ S10
2
)
De verschillende risicofactoren worden als volgt berekend:
S1: Renterisico
Het effect van de meest ongunstige wijziging van de
rente(termijnstructuur) volgens de wettelijk voorgeschreven stijgings-
en dalingsfactoren.
S2: Aandelen- en vastgoedrisico
De waarde van S2 is opgebouwd uit het effect van een daling van de
waarde van de beleggingen in beursgenoteerde aandelen ontwikkelde
markten en indirect (actief) vastgoed met 30%, in aandelen opkomende
markten met 40% in niet-beursgenoteerde aandelen met 40% en in
direct vastgoed met 15%. De correlaties tussen de risicocategorieën die
onderdeel uitmaken van het aandelen- en vastgoedrisico bedragen
0,75%. Hiermee wordt aangegeven, dat de risico’s niet onafhankelijk
van elkaar optreden, maar een sterke positieve samenhang met elkaar
vertonen.
S3: Valutarisico
Het effect van een daling van valuta in de ontwikkelde markten met
20% buffer en valuta in opkomende markten met 35% buffer.
S4: Grondstoffenrisico
Het effect van een daling van de waarde van de beleggingen in
grondstoffen (commodities) met 35%.
S5: Kredietrisico
Het effect van een daling van de gewogen gemiddelde rentemarge
(credit spread) met 40%. Er is tevens een correlatie van 50% tussen
zakelijkewaardenrisico en kredietrisico.
S6: Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnische risico wordt bepaald door het procesrisico,
de onzekerheid in de sterftetrend (TSO) en de negatieve stochastische
afwijkingen (NSA) volgens de volgende formule:
S6 = procesrisico +
(TSO
2
+ NSA
2
)
S8: Concentratie risico
Het risico van te weinig spreiding van activa en passiva. De berekening
sluit aan bij de Solvency II-richtlijnen voor verzekeraars, echter vanaf
2016 hoeft deze niet meer meegerekend te worden (nul).
S10: Actief beheer risico