Page 16 - SCA_jaarverslag_2011

Basic HTML Version

Stichting Pensioenfonds SCA Jaarverslag 2011
15
6. Vermogensbeheer
6.1 Samenvatting
De uitdagende economische omstandigheden maakten in
2011 een flexibele opstelling van het bestuur, de
Investerings Commissie (IC) en onze adviseur, Mn-
Services, noodzakelijk.
Zo heeft het bestuur onverwachte maartregelen moeten
nemen als het verkopen van Franse en Oostenrijkse
obligaties en aankoop van Finse obligaties. Inmiddels is
de concentratie van Nederlandse en Duitse obligaties in
de portefeuilles groot.
De extreme maatregelen van de Europese Centrale Bank
en overheden om het financiële systeem in Europa te
ondersteunen leidde tevens tot daling van de rente in de
‘veilige landen’ als Nederland en Duitsland. Deze
ontwikkeling heeft weliswaar geleid tot hoge
rendementen van de obligatie portefeuille, maar het
bestuur achtte deze ontwikkeling niet houdbaar op de
lange termijn. Kortlopende Duitse obligaties leverende in
het najaar van 2011 een negatief rendement. Het bestuur
heeft besloten de rente-afdekking van de verplichtingen
geleidelijk te verlagen van circa 70% tot momenteel
50%. De verkopen van obligaties en verlaging van de
rente-afdekking resulteerden in een grote cash positie bij
het fonds aan het einde van 2011.
Eind 2010 en in de eerste jaarhelft van 2011 is een
vastgoedbelang opgebouwd van circa 5% via deelname
in vastgoedfondsen (woningen en winkels) van het
Nederlandse Altera Vastgoed N.V.. Over 2011 hebben
deze vastgoedbeleggingen volgens verwachting
gepresteerd met een rendement van 4,4%.
Ondanks de extreme marktcondities in 2011 behaalden
Ring H een totaalrendement (na kosten) van 8,5% en
Ring P 6,6%. Het door Mn-Services belegde vermogen
van Ring H is gestegen met euro 20,5 miljoen tot euro
240,1 miljoen. Het belegde vermogen van Ring P is
gestegen met euro 10,7 miljoen tot euro 222,0 miljoen.
De totale vermogensbeheerkosten per ring bedroegen
0,53% (53 basispunten), waarvan 32 basispunten voor
vermogensbeheer en 21 basispunten als transactiekosten.
Met scenario-analyses van Mn-Services heeft het bestuur
op advies van de IC een beleggingsplan voor 2012
opgesteld. Dit voorziet op hoofdlijnen in investeringen in
staatsobligaties van opkomende markten en hoogrentende
bedrijfsobligaties. Deze beleggingen worden opgenomen
in de zakelijke waarden van de portefeuille en naast cash
mogelijk mede gefinancierd uit verkoop van aandelen.
Hierdoor neemt de rendements/risico verhouding van de
totale portefeuille naar verwachting toe.
6.2 Beleid
Het beleggingsbeleid in 2011 kende (op hoofdlijnen) de
volgende aandachtpunten/maatregelen:
1
Afronden investering in vastgoed via Altera
Vastgoed N.V.;
2
Aanpassing naar passief beheer van
aandelenbeleggingen in het Verre Oosten;
3
Verkoop van Franse en Oostenrijkse obligaties,
herinrichting van de obligatieportefeuille en fine-
tuning van de rente-afdekking;
4
Verlagen van de rente-afdekking in twee stappen;
5
Beleggingsplan 2012.
De Investerings Commissie is, samen met
vertegenwoordiging van Mn-Services, in 2011 vijf keer
bijeen geweest.
Ad 1. Afronden investering in vastgoed via Altera
Vastgoed N.V.
Op 31 december 2010 heeft de allocatie naar het Altera
Winkels fonds plaatsgevonden. Vanaf het begin van het
tweede kwartaal 2011 is ook de allocatie naar het Altera
Woningen fonds uitgevoerd.
Ad 2. Aanpassing naar passief beheer van
aandelenbeleggingen in het Verre Oosten
Het Mn-Services Verre Oosten aandelenfonds is in de
loop van 2011 overgestapt van actief beheer naar passief
beheer. Het bestuur is hiervan op de hoogte gebracht en
heeft besloten haar beleggingen in aandelen Verre Oosten
in het Mn fonds te handhaven.
Ad 3. Verkoop van Franse en Oostenrijkse
obligaties, herinrichting van de
obligatieportefeuille en fine-tuning van de
rente-afdekking
In het beleggingsplan 2011 is een stop-loss (landen)
beleid opgenomen voor obligaties. Indien het
renteverschil tussen een betreffende obligatie meer
afwijkt dan 70 basispunten van de benchmark, worden
betreffende obligaties verkocht. In het najaar van 2011
zijn Franse en Oostenrijkse obligaties in de bandbreedte
van het stop-loss beleid terecht gekomen. In eerste
instantie waren dit enkele Franse en Oostenrijkse
stukken. Conform het beleid zijn betreffende obligaties
verkocht. Daarna zijn de renteverschillen voor de
resterende Franse en Oostenrijkse portefeuille verder
opgelopen, mede door afwaardering van de
kredietwaardigheid van beide landen. Het bestuur heeft
toen besloten het restant van de Frankrijk en Oostenrijk
obligaties tot nul af te bouwen. Bij beide transacties zijn
nieuwe obligaties aangekocht in Duitsland, Nederland en
Finland. Bij deze transacties zijn ook de rente-swaps
aangepast aan de nieuwe samenstelling van de obligatie
portefeuille, zodat de afdekking technisch in takt bleef.